Een beknopt overzicht van de ontwikkeling van de flora
IV. Vroeg-Krijt - heden |
I. Siluur en
Devoon II. Carboon en Vroeg-Perm III. Perm - Vroeg-Krijt |
In het Krijt kwam er een grote verandering: er kwam meer fleur! In het begin van het Krijt was er nog niet veel aan de hand, maar zo'n 110 miljoen jaar geleden waren daar 'plotseling' de bloemplanten. En in de loop van het Krijt namen zij het heft volledig in handen en werden de naaktzadigen teruggedrongen. Waar ze ontstaan zijn, is niet duidelijk. De oudste fossiele bloemplant is gevonden in China en is zo'n 125 miljoen jaar oud. Klik hier om een artikel (in het Engels) daarover te lezen. DNA-onderzoek wijst echter op een afsplitsing in het Perm, dus heel ver terug. Blijkbaar hebben deze bedektzadigen heel lang een bescheiden bestaan gehad want er zijn geen duidelijke fossielen uit het Trias of het Jura bekend. Er is een overeenkomst met het (verborgen) leven van de zoogdieren tijdens de heerschappij van de reptielen. |
De bedektzadigen waren veel succesvoller dan de naaktzadigen. Dat ligt waarschijnlijk aan de efficiëntere manier van voortplanten, maar ook aan de andere structuur van de weefsels. Voor de voortplanting werd een verbond gesloten met de insecten (en sommige vogels en zoogdieren), zodat die konden helpen bij de bestuiving. Dit had tevens de opkomst van kleuren en vormen in de bloemen tot gevolg.
Fossielen van bloemplanten uit het Krijt zijn nog vrij zeldzaam, maar bijvoorbeeld in de Harz komen ze wel voor (klik op de afbeelding rechts). Meestal gaat het daarbij om blaadjes van bomen en struiken. Kruidachtige planten hebben veel minder kans om te fossiliseren. En bloemen maken al helemaal weinig kans. Als primitieve bedektzadigen gelden vooral de magnolia-achtigen. Zij hebben een primitieve bouw van de bloemen. Maar er toch discussie over, want DNA-onderzoek wijst in een andere richting. Andere vroege bedektzadigen zijn b.v. de noot, de laurier en de waterlelie.
De bloemplanten komen zonder al te veel kleerscheuren door de grote uitsterving aan het eind van het Krijt heen. Wel zijn er aanwijzingen dat de aarde gedurende een zekere tijd (b.v. 100 000 jaar) geheel bedekt is geweest met varens voordat de bloemplanten het stokje weer overnamen.
Oude Tertiaire bedektzadige (en andere) planten komen uit de travertijnberg van Sézanne in Frankrijk. Travertijn is kalksinter die zich vormt als kalkhoudend water uit een berghelling te voorschijn komt. De kalk zet zich dan af op alle wat er ligt dus ook op plantenresten en eventuele dode diertjes. Meestal verweert dat travertijn weer snel maar bij Sézanne is het verkiezeld en dus heel hard geworden. De fossielen van Sézanne zijn zo'n 60 miljoen jaar oud. De blaadjes zijn moeilijk op naam te brengen en er is nog niet veel variatie in. De plaats is beroemd in Frankrijk omdat daar ook de oudste wijnrank is gevonden (zie afbeelding links). |
Tijdens het Eoceen ontstonden grote grasvlakten.
Gras heeft de bijzondere eigenschap dat het beter tegen begrazing kan dan
andere bedektzadige planten. Terwijl de oerpaardjes nog in de bossen leefden,
begaven latere paardensoorten zich meer in open ruimte en begonnen gras te
eten. Waarschijnlijk zijn de grote grasvlakten ontstaan door co-evolutie
van grazers en gras. Dat wil zeggen er een wisselwerking was tussen deze
grazers en gras: de grazers vraten het gras, het gras veranderde om te overleven,
de grazers pasten zich weer aan aan de nieuwe grassoorten, etc.
De kliffen langs de kust van het eiland Sheppey (Engeland) zijn erg instabiel: geregeld zakken stukken in elkaar (zie foto links). Dat is vervelend voor de bewoners, maar er komen zo wel allerlei plantenresten, vooral zaden, op het strand te liggen. Die zijn uit het Eoceen afkomstig en ongeveer 50 miljoen jaar oud. Uit die zaden blijkt dat er in die tijd ter plaatse een moerasbos met mangroves groeide. Dankzij de fossielen is het mogelijk na te gaan wat voor planten in dat bos groeiden. In het boek De evolutie van planten en bloemen van B. Thomas (1982) staat een mooie reconstructie van zo'n bos. Klik hier om deze te zien. |
Als je de fossiele bedektzadigen wilt leren kennen, moet je veel kennis hebben van de huidige flora, omdat je de fossielen daarmee moet vergelijken. Dat is heel anders dan met de oudere plantenfossielen, waarvan vaak geen recente familieleden meer bestaan.
Een plek waar wij veel bedektzadigen (en andere planten) hebben gevonden is het Bekken van Mansoque in Zuid-Frankrijk. De lagen (zie foto links) zijn daar afgezet in het Oligoceen (30 miljoen geleden) en het is opvallend hoezeer de fossiele planten lijken op nog levende planten. Klik op de foto rechts om er een aantal te zien. In het Gea-blad 1993-4 heb ik een uitgebreid overzicht gegeven van de vondsten daar. Vaak vind je ook zaden, want die zijn wat harder dan de blaadjes en blijven gemakkelijker bewaard. Aangezien een soort gemiddeld zo'n 6 miljoen jaar bestaat, mogen we aannemen dat de soorten die hier gevonden worden niet meer bestaan. Het op naam brengen van de fossielen is erg moeilijk omdat afgegaan moet worden op de vorm van het blad en de loop van de nerven. En blaadjes van verschillende bomen kunnen erg op elkaar lijken. Denk bijvoorbeeld aan een berk en en iep: aan een iepenboom zitten blaadjes die sprekend op berkenblaadjes lijken. Klik hier voor meer informatie en afbeeldingen. |
Echt jonge fossielen kunnen bijvoorbeeld verzameld worden in het travertijn van Burgtonna in Thüringen. Deze kalksinter is pas zo'n 100 000 jaar geleden gevormd, gisteren dus. Het zit vol met takjes en blaadjes. En ook met kransalgen. Dat is interessant want men denkt dat de landplanten zo'n 500 miljoen jaar geleden uit kransalgen kunnen zijn ontstaan.
Al dat jonge spul (ik bedoel uit het Tertiair, dus jonger dan 65 miljoen jaar) ziet er wel leuk uit en is zeer geschikt voor vitrines. Persoonlijk ben ik toch meer gegrepen door de onooglijke, oude plantjes uit Siluur en Onder-Devoon. Maar smaken verschillen!
Hans Steur