Sigillaria-soorten worden onderscheiden
op grond van de vorm en plaatsing van de bladlittekens. Dit is een kunstmatige
indeling. Op één stam kunnen meerdere vormen voorkomen.
Overgangsvormen komen veel voor.
Op oudere (gedeelten van) stammen zijn de ribben breder en nemen
de bladlittekens een kleiner deel van de ribben in beslag. Bovendien zitten
op oudere stammen de bladlittekens verder van elkaar af dan bij jongere.
Determinatietabel (Westfalien A en jonger)
naar Chaloner & Collinson:
An illustrated key to the commoner British Upper Carboniferous plant compression
fossils (1975).
Aangepast naar Josten: Die Steinkohlen-Floren Nordwestdeutschlands (1991)
In deze tabel zijn twaalf, algemeen voorkomende, soorten opgenomen.
Hij is dus niet compleet. Voorzichtig bij het
gebruik!
Klik op het nummer dat van toepassing is.
1a. Bladlittekens staan in verticale rijen op duidelijke ribben met rechte of enigszins gegolfde zijkanten | 1b. Bladlittekens staan niet op zulke duidelijke ribben |
2a. Bladlittekens tenminste 1,25 maal zo hoog als breed | 2b. Bladlittekens ongeveer even lang als breed, of korter |
3a. Bladlittekens langgerekt, peervormig, soms met
een kleine plumula (pluimpje, fonteintje) aan de bovenkant. Verticale afstand
van de bladlittekens groot: een- tot driemaal de hoogte van een
bladlitteken Sigillaria rugosa |
3b. Bladlittekens afgerond ruitvormig.Verticale afstand van de bladlittekens minder groot: ongeveer eenmaal de hoogte van een bladlitteken |
4a. De bladlittekens hebben geen of afgeronde hoeken aan de zijkanten | 4b. De bladlittekens hebben duidelijke hoeken aan de zijkanten |
5a. Verticale afstand
van de bladlittekens zeer klein. Vaak staan de littekens tegen elkaar aan.
|
5b.
Afstand van de bladlittekens groter, tenminste gelijk aan de halve hoogte
van een bladlitteken, vaak groter. Bladlittekens veel smaller dan de ribben,
ovaal. Sigillaria ovata |
6a.
Bladlittekens
staan tegen elkaar aan. Geen dwarslijntje boven het bladlitteken. Lengterimpels
op de scheiding van de ribben. Sigillaria cumulata |
6b.
Afstand van de bladlittekens klein: een halve hoogte van een bladlitteken
of minder. Duidelijk dwarslijntje boven het bladlitteken. Verder geen
rimpels. Sigillaria tesselata |
7a. Bladlittekens verticaal minder dan 5 mm van elkaar verwijderd | 7b. Bladlittekens verticaal meer dan 5 mm van elkaar verwijderd |
8a. Afstand bladlittekens meestal minder dan een halve
hoogte van een bladlitteken. Bladlittekens hexagonaal met tamelijk spitse
zijhoeken. Sigillaria boblayi |
8b. Afstand van de bladlittekens zeer klein tot maximaal een hoogte van een litteken. Bladlittekens meer peervormig |
9a. Pluimpjes boven de bladlittekens. Sigillaria schlotheimiana |
9b. Geen pluimpjes van betekenis |
10a. Duidelijke aflopende lijnen vanuit de zijhoeken,
verder glad of met een zeer fijne tekening. Sigillaria principis |
10b. Aflopende lijnen afwezig of klein. Wel een duidelijke dwarsrimpeling aanwezig. |
11a. In het geheel geen ribben aanwezig, hoewel
de bladlittekens wel in verticale rijen staan Sigillaria brardii (oude stam) |
11b. Ieder bladlitteken
zit op zijn eigen 'bladkussentje', dat duidelijk afgescheiden is van de
omliggende bladkussentjes. |
12a. Bladkussentjes dwars lensvormig met scherpe
zijhoeken Sigillaria brardii (jonge tak of stam) |
12b.
Bladkussentjes sluiten honingraatvormig op elkaar aan Sigillaria elegans
|
Hieronder nog enkele moeilijk te determineren exemplaren. Wie het weet mag het zeggen.
.
.
.
.
.
.
.
.
.