III. Was Prototaxites een alg? |
I. Het fossiel II. Een paddenstoel? (Hueber) IV. Een korstmos? (Selosse/Retallack & Landing) V. Bijzonderheden VI. Literatuur en dank |
De Engelsman William Carruthers publiceerde in 1872 een venijnig commentaar
op de mening van Dawson dat Prototaxites versteend coniferenhout was.
Hij opperde zelf drie mogelijkheden: een korstmos, een zwam
of een alg, maar was er van overtuigd dat het een alg was en gaf het
fossiel een andere (ongeldige) naam: Nematophycus, wat dradenplant
betekent.
Op intuïtieve gronden is Prototaxites vooral geplaatst bij de
bruine algen, met name in de buurt van de Laminaria-achtigen ofwel
kelp. Deze alg kan reusachtig groot worden (tot 70 m) en groeit vaak
in de vorm van onderzeese wouden. In dit geval ontwikkelt de plant een soort
stam (die cauloïde wordt genoemd) met aan de top bladachtige structuren
(phylloïden). De alg is aan de bodem vastgehecht met wortelachtige
structuren die rhizoïden worden genoemd.
Kräusel en Weyland beschreven in 1930 bladachtige structuren, die
aan een stammetje van Prototaxites zaten. Jammer genoeg hebben zij
ze niet afgebeeld en verder zijn de fossielen in de oorlog verloren gegaan.
Wel heeft men in Duitsland 'phylloïden' gevonden in dezelfde laag als
stukken Prototaxites, maar dan los van elkaar.
Onze landgenoot Jonker beschrijft in 1979 ook aan stammen vastgehechte bladeren,
maar daarvan is aangetoond dat het om schijnfossielen ging, nl. om
sedimentlaagjes.
Ook
is wel geopperd dat het raadselachtige organisme
Nematothallus
dat uit zwarte plakkaatjes met een dradenmatje eronder bestaat, een soort
bladachtige structuur van Prototaxites geweest is. Maar ook deze plant
is nooit verbonden met Prototaxites aangetroffen.
Samenvattend kan gezegd worden dat er geen overtuigende bewijzen zijn
dat er bladachtige structuren aan stammen van Prototaxites hebben
vastgezeten.
Opvallend is verder dat de alg (?)
Pachytheca heel vaak
in dezelfde lagen wordt gevonden als Prototaxites (klik op de foto).
Dit feit heeft geleid tot speculaties dat Pachytheca en
Prototaxites iets met elkaar te maken hadden. Maar ook in dit geval
zijn nooit harde bewijzen gevonden.
Mosellophyton
De belangrijkste verdediger van de alg-theorie op
dit moment is Dr. H.-J. Schweitzer uit Bonn. Hij heeft een plant die in 1974
beschreven is als Mosellophyton hefteri, omgedoopt tot Prototaxites
hefteri. Deze plant heeft zweepachtige uitlopers en groeide in zee in
de getijdenzones. Hij is vooral gevonden in de groeves van Alken en Waxweiler.
Hiernaast staat de reconstructie van deze plant door Schweitzer.
Het is opmerkelijk dat Schweitzer deze plant bij Prototaxites rekent omdat verder bijna nooit vertakkingen gevonden worden. Hij gaat echter vooral af op het van dwarsrimpelingen voorziene oppervlak van de plant, een eigenschap die ook 'echte' prototaxiten uit het Eifelgebied bezitten. Jammer genoeg gaat het om min of meer platgedrukte stammetjes zonder bewaard gebleven inwendige structuur.
In 2000 beschreef hij de vondst van een vertakt stuk Prototaxites in de groeve van Waxweiler in de Eifel, dat hij interpreteerde als een stuk van het 'wortel'-stelsel van de alg Prototaxites. Inderdaad lijkt het op het rhizoïdenstelsel van een kelp-plant zoals die in de Noordzee voorkomt.
Actie!
In een poging het raadsel op te lossen zijn mijn vrouw en ik naar Waxweiler
gegaan en hebben we verzameld in de Onderdevonische lagen van de groeve (klik
op de foto). Tot onze spijt hebben we echter geen Prototaxites-achtig
fossiel gevonden (wel een eurypterusje van 1,5
cm!). Anderen hadden echter kort daarna meer succes. Zij vonden een 40 cm
lange tak met zweepachtige uitlopers, die onmiskenbaar van de omstreden plant
was. Klik op onderstaande foto om details te zien.
De oplossing is waarschijnlijk dat deze plant inderdaad een alg is. Dr. Wutke
van het pasgeopende museum over de verovering van het land in Waxweiler,
vertelde dat hij de aanduiding "Mosellophyton" hefteri zal
gebruiken.
Schweitzer heeft steeds verondersteld dat Prototaxites in zee groeide, maar intussen is wel duidelijk geworden dat het een landbewoner was. In de meeste gevallen wordt het fossiel gevonden in rivier- of delta-afzettingen. Meestal zijn de stammen bij het transport in stukken en stukjes uiteengevallen. De Taunus- en Emskwartsiet, waarin ook (echte) stukken Prototaxites gevonden worden, is een zandige, kustnabije afzetting. De prototaxiten worden daarin geconcentreerd op sommige plaatsen gevonden, terwijl ze elders niet aanwezig zijn. Schweitzer trekt daaruit de conclusie dat Prototaxites in de vorm van onderzeese wouden langs de kust groeide, maar heel goed denkbaar is ook dat het om gebieden gaat waar rivieren in zee uitmondden.
Hueber laat in zijn artikel zien dat de celstructuur van een kelp-plant
op doorsnede heel anders is dan die van Prototaxites. Bij de alg liggen
de 'cellen' netjes geordend in radiale rijen en kan een onderscheid gemaakt
worden tussen merg, schors en opperhuid, terwijl de hyfen bij Prototaxites
over de hele doorsnede op willekeurige wijze verspreid liggen.
De opvatting dat Prototaxites een alg was, kan dus gerust terzijde
geschoven worden.