Email

Fossiel palmhout ofwel Palmoxylon

Vaatbundel van palmhoutVooral in Twente en in de Achterhoek is veel versteend hout gevonden, dat aangeduid wordt met de naam palmhout of Palmoxylon. Vaak gaat het om stukjes van minder dan 10 cm, maar ook fraaie, grote stukken zijn gevonden. Niet altijd is dit hout ook werkelijk afkomstig van een palm, maar in de meeste gevallen wel.
Hieronder wordt de structuur van Palmoxylon beschreven aan de hand van slijpplaatjes en handstukken. Niet ingegaan wordt op het onderscheiden van soorten omdat dat echt specialistenwerk is. Daarbij komt dat er veel valkuilen zijn doordat in één stam de structuren erg kunnen verschillen, afhankelijk van de plaats in de stam.

Waar wordt Palmoxylon gevonden?
Palmhout van SchoonebeekOpvallend is dat het gebied in Nederland waarin het fossiele palmhout gevonden wordt, vrij beperkt is. Het grootste deel van de stukken, die in de verzamelingen terecht gekomen zijn, is gevonden in de noordelijke Achterhoek, waarbij vooral de plaatsnamen Eibergen, Lievelde (gemeente Groenlo) en Vragender (gemeente Lichtenvoorde) veelvuldig voorkomen. Dat is een gebied waar de grond zoveel stenen bevat, dat de boeren het er extra moeilijk mee hebben.
Verder wordt het palmhout ook gevonden in de groeve-complexen bij Wilsum, Wielen, Itterbeck, Kloosterhaar, Sibculo en Westerhaar in Twente en het aangrenzende Duitse gebied.
Over de herkomst van dit zwerfsteenmateriaal is niets met zekerheid te zeggen. Omdat het grootste deel Rijngrind is, is het niet onaannemelijk dat (een deel van) het palmhout uit Miocene bruinkoollagen in Duitsland afkomstig is.

De palmen verschenen in het Senoon (Laat-Krijt) en hadden de belangrijkste uitwaaiering waarschijnlijk in het Paleogeen.

Kenmerken
Palmhout wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van veel dunne buisjes, die op de kopse kant van het hout verspreid liggen over de hele doorsnede (klik op de foto rechtsboven). Aan de zijkant van het hout is te zien dat de buisjes globaal evenwijdig lopen aan de lengteas van de stam. Die zijkant toont óók gaatjes, doordat de buisjes nogal bochtig verlopen. De diameter van alle buisjes is van dezelfde grootte-orde Als er èn dikke èn dunne buisjes te zien zijn, gaat het niet om palmhout, maar b.v. om Tempskya.

Palmoxylon
1. opgevulde buisjes

Palmoxylon
2. maansverduistering

Palmoxylon
3. maantjes

Palmoxylon
4. vaatbundel

Palmoxylon
5. houtvaten

In de meeste gevallen zijn de buisjes leeg, maar soms is er een opvulling te zien (klik foto 1). Wat opvalt, vooral bij beschouwing door een loep, is dat de gaatjes niet rond zijn, maar meer de vorm hebben van een gedeeltelijk verduisterde maan (2). Een slijpplaatje van zo'n stuk palmhout, geeft een duidelijker beeld (3). Microscopische preparaten van in Nederland gevonden palmhout tonen in bijna alle gevallen een slechte conservering van de inwendige structuur. Zo zijn in foto 3 alle celstructuren verdwenen. Er zijn echter uitzonderingen waarbij op sommige plaatsen in het hout de structuur wèl goed bewaard is gebleven. Een voorbeeld is te zien in foto 4. Het grote witte vlak is opgevuld geweest met steuncellen (sklerenchymcellen). Dat zijn  dikwandige cellen die voor stijfheid zorgen. De drie kleine witte vlakjes zijn doorsneden van houtvaten. Klik foto 4 voor details. De houtvaten zijn versterkt met ringen en spiralen (5).

De structuur van de vaatbundel
Preparaat van palmhoutVaatbundel van palmhoutEen van de mooiste preparaten, dat ik ken, is er een dat in 1922 door de Universiteit van Groningen in Engeland is aangekocht en dat vervaardigd is uit een stuk palmhout dat (volgens de toelichting) wellicht uit Frankrijk komt. Klik op de foto links om het slijpplaatje te bekijken.
Klik op de foto rechts om een van de vaatbundels in detail te bekijken en om uitleg te krijgen.

Behalve de bovenbeschreven vaatbundels komen vaak ook nog bundels voor die alleen uit sklerenchymcellen bestaan. Deze sklerenchymbundels hebben een veel kleinere diameter. Zij verhogen eveneens de stevigheid van de stam. Klik op foto 2 hieronder en ook op foto 1.

Sommige vaatbundels buigen af en gaan horizontaal lopen. Dat is b.v te zien in foto 3 hieronder. Deze vaatbundels gaan naar een blad toe en worden wel kruisingsbundels genoemd omdat ze de andere vaatbundels kruisen.

Palmhout
1. georiënteerde vaatbundels
Sklerenchymbundel in palmhout
2. sklerenchymbundel
Kruisingsbundels bij palmhout
3. kruisingsbundels

De schors
De schors is maar zelden bewaard gebleven in fossiel palmhout.
Foto 1 hierboven geeft een beeld van een doorsnede van een palmhout in de buurt van de schors. Wat daar goed te zien is, is dat de vaatbundels in een bepaalde richting liggen, en wel met de sklerenchymkap naar de schors toe. In het algemeen verdwijnt de oriëntatie naarmate de vaatbundels verder van de buitenkant afliggen.
In de collectie van Huis Bergh te 's Heerenbergh bleken enkele stukken met schors aanwezig te zijn. In afbeelding 1 hieronder is dat het geval. Klik op de foto voor bijzonderheden. Het stuk in foto 2 hieronder is gedeeltelijk met schors bedekt, waarin nog de aanhechtingsplaatsen van drie bladstelen te zien is (klik).
Foto 3 is van een groot stuk palmhout, waarschijnlijk de top van een stam, met zeer grote bladlittekens (klik).

Palmhout met schors
1. Palmhout met schors

Palmhout met schors
2. Palmhout met schors

Palmhout met bladlittekens
3. Bladlittekens

Hout of geen hout?
In feite voldoet Palmoxylon niet aan de definitie van hout. Onder hout wordt namelijk secundair xyleem verstaan, d.w.z. houtweefsel gevormd door een cambium. Alle loofbomen (tweezaadlobbigen of dicotylen) hebben zo'n cellaag, die naar buiten toe de bast en naar binnen toe het hout produceert. Verreweg de meeste eenzaadlobbigen (monocotylen), waartoe ook de palmen horen, hebben zo'n cambium niet.
De palmen hebben een eigen manier ontwikkeld om stammen te vormen. Die komt globaal op het volgende neer:

Uit het zaad komt een kiemplant, die rozetbladen vormt en die zich in de loop van een lange tijd (1 tot wel 5 jaren) in de breedte ontwikkelt. Op deze wijze wordt de basis gevormd waaruit later de stam kan groeien.Vervolgens ontstaan verschillende groeizones, waarin door celdelingen zowel dikte- als hoogtegroei optreedt. Zo ontstaat een stam, die geheel uit primair houtweefsel bestaat. De stamdikte zal dan ook niet, zoals bij de loofbomen, naar boven toe afnemen, maar in principe gelijk blijven, alhoewel ten gevolge van betere en slechtere omstandigheden de dikte kan variëren.

Om redenen van gemakzucht en spraakgebruik spreek ik hier toch over palmhout. De aanduiding palm'hout' zou beter geweest zijn.

Palm of geen palm?
Er zijn ook andere eenzaadlobbige bomen waarvan de stam opgebouwd is als de stam van een palm. Voorbeelden zijn Dracaena, Yucca en Pandanus. Specialisten kunnen fossielen van de diverse groepen wel uit elkaar houden. Aangenomen wordt dat toch verreweg de meeste Palmoxylon-stukken van echte palmen afkomstig zijn.

Conservering
Palmbasis uit IndonesiëPalmoxylon-fossielen, gevonden in de Verenigde Staten, zijn vaak veel beter geconserveerd. In de staten Texas en Louisiana wordt zoveel goed-geconserveerd palmhout gevonden dat het is uitgeroepen tot State Fossil. Ook uit Indonesië komt heel goed bewaard gebleven palmhout (klik op de foto hiernaast).
Het Nederlandse palmhout is blijkbaar onder minder gunstige omstandigheden gefossiliseerd. Het kiezelhoudende water is waarschijnlijk minder overvloedig aanwezig geweest waardoor het proces langzaam verliep.

Twee factoren spelen bij de verkiezeling een rol. Ten eerste de doordringbaarheid van de celwanden voor het kiezelhoudende water, ten tweede de snelheid waarmee de cellen vergaan. De dunwandige parenchymcellen (het vulweefsel) vergaan snel maar ze worden ook snel doordrenkt. De zeer dikwandige sklerenchymcellen vergaan langzaam, maar het water kan er bijna niet in komen. De houtvaten zijn tamelijk dunwandig en worden vrij snel doordrenkt, en ze bieden weerstand aan het vergaan door de sterke ringen en spiralen.
De lege buisjes in het Nederlandse palmhout zijn dus ontstaan doordat de zeer dikwandige sklerenchymcellen vergaan waren voor het kiezelhoudende water erin kon doordringen.

Wortels
PalmwortelhoutPalmen hebben onder de grond een enorm aantal wortels zitten. Het onderste deel van de stam heeft vaak lucht- of adventiefwortels. Deze liggen gedeeltelijk ingebed in de schors. In de palmvoet van de foto hierboven is dat mooi te zien. Soms wordt verkiezeld palmwortelhout gevonden. Om het te herkennen zijn een slijpplaatje en een deskundige nodig. Klik op de foto hiernaast om een microfoto van zo'n stukje palmwortelhout, Rhizopalmoxylon genaamd, afgebeeld.

Tot besluit
Het is verbazingwekkend zo weinig er over Palmoxylon is geschreven. Het standaardwerk is het ongeveer 300 bladzijden tellende werk Fossile Palmenhölzer van Stenzel uit 1904 (!).
In 1954 stelde Roding in Grondboor & Hamer vast dat fossielen die altijd aangeduid werden met 'boomvarenwortel' in feite Palmoxylon waren.

Verder is er in het Nederlands en Duits nog het werk van Van der Burgh en Meulenkamp (1966). Er lijkt hier nog een heel terrein braak te liggen voor de liefhebbers.

Literatuur

Top