Darwin 14 |
|
|
Darwin was bang dat de Fransman d'Orbigny alle mooie fossielen al had
meeegenomen, want deze ontdekkingsreiziger had al zes jaar door de pampa's
gezworven. Maar op 22 augustus 1832 ontdekte Darwin botten van een uitgestorven
reuzendier toen hij de lage kliffen van Punta Alta (Argentinië) bij
de kleine stad Bahia Blanca inspecteerde. De volgende dag ontdekte hij de
schedel. De daaropvolgende dagen was hij bezig met 'het inpakken van de prijzen'.
Een jaar later was hij er weer en toen vond hij de karakteristieke tand van
een op de grond levende reuzenluiaard: de Megatherium. Hij vond toen
ook de pantserplaten van een reuzengordeldier, die mieren at en die het formaat
had van een neushoorn. Later hoorde hij dat hij delen had van wel zes
verschillende soorten, waaronder de Taxodon, een soort Guinese big
ter grootte van een olifant. Hij vond ook botten van een beest dat hij voor
een kameelachtige lama hield, maar dat een tapirachtige bleek te zijn: de
Macrauchenia. Er gingen wel bellen rinkelen bij Darwin omdat het erop leek dat er in het verleden reusachtige verwanten hadden geleefd van de dieren die op dat moment in Zuid-Amerika rondliepen. |
Hier de reconstructie van een reuzenluiaard en een reuzengordeldier. Niet tot genoegen van de bemanning laadde hij zijn kisten op het dek van de kleine Beagle, maar met z'n charme wist hij de stemming toch goed te houden. Intussen vroeg hij zich af wat het verband was tussen deze reuzenbeesten en hun bescheiden verwanten, die nog leefden. Waarom en hoe waren ze uitgestorven? In de Zondvloed geloofde hij niet. Hij begreep wel dat soorten zeldzaam konden worden en hij kon zich ook voorstellen dat een soort uitstierf. Vanuit deze vruchtbare plek reisde hij weer over land naar Rio de Janeiro, 400 mijl, waarbij hij in aanraking kwam met generaal de Rosas, een opstandelingenleider, die hem een pas gaf, waarmee hij verder kon. Weken lang leefde hij van de dieren die hij schoot.
Meer weten? |
Darwin 14 |