Evolutie 14 |
|
|
De erfelijkheidsdeskundigen (genetici) hebben zich lang tegen het principe
van de natuurlijke selectie verzet. Dat kwam o.a. doordat onze landgenoot
Hugo de Vries beweerde dat evolutie via sprongmutaties verliep.
Dat zijn zeer grote mutaties waardoor in één klap een nieuwe
soort zou kunnen ontstaan. Er zijn enkele van zulke succesvolle sprongmutaties
bekend, maar in bijna alle gevallen is een grote mutatie dodelijk. Hugo de
Vries is wel de ontdekker van de mutaties, maar hij overschatte het effect
er van. Pas in de jaren dertig van de vorige eeuw kwamen de genetici, de paleontologen en de veldbiologen tot elkaar in de zg. Moderne synthese. Daarin werd de natuurlijke selectie als motor van de evolutie geaccepteerd. Grondlegger was Julian Huxley, de kleinzoon van Thomas Huxley, bijgenaamd Darwins Buldog. Na de oorlog heeft Ernst Mayer (foto) belangrijke bijdragen geleverd aan wat men noemt het Neo-Darwinisme.
Meer weten? |
In de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw werd de discussie
over evolutie flink aangezwengeld door onder anderen Stephen J. Gould, Niles
Eldredge en David Raup. De laatste wees op het grote belang
van uitstervingen voor het evolutieproces. Zonder deze drama's
zou het leven op aarde zich niet zo rijk geschakeerd ontwikkeld hebben. Na
iedere uitsterving ontstond namelijk weer ruimte voor nieuwe ontwikkelingen.
Als de dinosauriërs aan het einde van het Krijt niet uitgestorven waren,
hadden de zoogdieren zich waarschijnlijk niet zo kunnen ontwikkelen als zij
nu gedaan hebben. De grootste uitsterving was die aan het einde van het Perm, zo'n 250 miljoen jaar geleden. Toen stierf ongeveer 95% van alle planten en dieren uit. Het duurde toen wel 10 miljoen jaar voordat de biodiversiteit weer op peil kwam. Er is wel geopperd dat de grote uitstervingen met tussenpozen van 26 miljoen optreden. Dat is in de figuur aangegeven. Maar tegenwoordig gaat men er van uit dat dit niet het geval is.
Meer weten? |
Evolutie 14 |