| 
	Varens van Yorkshire 
      
      Klik op de foto's voor meer informatie.
  Veel
      van de plantenfossielen van de kust van Yorkshire behoren tot deze groep.
      Een van de meest voorkomende varens is Todites williamsonii, een
      vertegenwoordiger van de familie Osmundaceae, waartoe ook de recente koningsvaren
      (Osmunda regalis) behoort. De blaadjes (pinnules) van deze soort zijn
      vaak wat haakachtig naar boven gebogen en in veel gevallen zijn ze aan de
      onderkant bezet met sporendoosjes. De assen waaraan de blaadjes zitten en
      ook de hoofdassen zijn relatief dik. De pinnae (een pinna is een as met blaadjes)
      zijn lang en ze hebben bijna evenwijdige zijkanten (ze worden dus maar langzaam
      smaller naar de top). 
      
  Er komen ook nog andere soorten Todites voor maar die
      zijn veel zeldzamer, zoals Todites princeps (foto links), die vaak
      meer gelobde blaadjes heeft en waarvan de nervatuur anders is. 
      Er is ook een soort met getande blaadjes: Todites denticulata,
      waarbij aan één blad (veer) zowel fertiele als steriele blaadjes
      kunnen zitten.
       
       In
      Cayton Bay worden veel exemplaren van een soort met spitse, scherpgetande,
      uitsluitend steriele blaadjes gevonden. Deze soort wordt Cladophlebis
      denticulata genoemd. Wat het verband is met Todites denticulata
      is nog niet duidelijk. Het kan gaan om steriele bladeren van de laatstgenoemde
      plant, maar het zouden ook bladeren van een heel andere plant uit de familie
      van de koningsvarens kunnen zijn. 
       Een veelvoorkomende varen is
      Eboracia lobifolia (zie foto links; Eboracum in de Latijnse naam voor
      York). Het loof lijkt erg op dat van Todites williamsonii, maar is
      daarvan te onderscheiden door de dunnere assen. Todites: dikke assen,
      Eboracia: dunnere assen. Bij een volledig veertje (pinna) is het
      onderscheid ook te zien aan het onderste blaadje, dat bij Eboracia
      anders is dan de andere blaadjes (groter, vaak gespleten), terwijl dat
      bij Todites niet het geval is. Ook zijn de blaadjes van
      Eboracia wat gegolfd terwijl die van Todites strak van vorm
      zijn. Eboracia behoort tot de familie Dicksionaceae, waarvan de
      sporendoosjes in groepen (sori) bij elkaar staan, aan de randen van de
      blaadjes.
 
       De
      (vrij grote) bladeren van Dictyophyllum rugosum doen, wat nervatuur
      betreft, denken aan moderne, tweezaadlobbige, bladeren, omdat ze een netvormige
      nervatuur hebben. Meestal vind je slechts fragmenten, maar die zijn dan
      gemakkelijk te herkennen. Klik op de foto rechts. Dictyophyllum behoort tot de Dipteridaceae, de enige nog levende
      varenfamile, die echte netnervatuur vertoont.
 
       Phlebopteris polypodioides
      is ook een plant waarvan nog verwanten bestaan (familie Matoniaceae). De
      blaadjes worden gekenmerkt door hoekig verlopende nerven, die soms voor een
      gedeeltelijk netvormige structuur zorgen (klik op de foto links). Verder
      zijn de sporendoosjes (als ze er zijn) in groepen gerangschikt aan weerszijden
      van de hoofdnerf. 
       Klukia
      exilis is een klein varentje dat in het Gristhorpe Plant Bed nogal eens
      gevonden wordt, maar dat verder zeldzaam is in Yorkshire. Het is een gidsfossiel
      voor het Midden-Jura. Het heeft blaadjes die Pecopteris-achtig zijn
      aangehecht, d.w.z. over de hele breedte van het blaadje. Klik op de foto
      rechts. 
      Klukia exilis behoort tot de Schizaeaceae, een varenfamilie met
      relatief grote sporendoosjes, die ieder apart dicht bij de rand van de blaadjes
      aan de onderkant vastzitten. In Hayburn Wyke zijn fossielen van het geslacht
      Coniopteris heel frequent, maar ook op de andere vindplaatsen komen
      ze wel voor, zij in kleiner aantal. Het zijn varens met sterk vertakte bladeren,
      die evenwel flink gehakseld zijn alvorens te fossiliseren. Meestal vind je
      losse pinnae of delen daarvan.
 
       De
      soort Coniopteris hymenophylloides (vanwege de moeilijke naam ook
      wel Conhym genoemd) is zeer algemeen. Zowel steriele als fertiele blaadjes
      komen voor en deze verschillen aanmerkelijk van elkaar: de fertiele blaadjes
      zijn sterk gereduceerd. Klik op de foto links. 
       De blaadjes
      van Coniopteris simplex zijn verdeeld in smalle lobjes en daardoor
      vrij goed van die van 'Conhym' te onderscheiden. Klik op de foto rechts.
      Deze soort komt in Hayburn Wyke algemeen voor. 
      Coniopteris murrayana heeft blaadjes en takjes, die elkaar
      overlappen, maar dat is geen betrouwbaar kenmerk. Wel betrouwbaar is de vorm
      van het onderste blaadje van een pinna (maar dat zie je maar zelden). Bij
      Conhym is het eerste blaadje van de onderkant van de pinna fijn verdeeld
      (aphlebia-achtig), terwijl bij Coniopteris murrayana juist het eerste
      blaadje aan de bovenkant fijn verdeeld is ... Ik heb geen onomstreden exemplaar
      van Conmur kunnen vinden.Coniopteris behoort, net als Eboracia, tot de familie
      Dicksionaceae.
 
      Top
       
     |