Terug

Bladlittekens of bladkussentjes
De bladlittekens hebben meestal een ovale of zeshoekige vorm. Als het litteken enigszins peervormig is, is de smalle kant de bovenkant. Middenin of boven het midden van het bladkussen zitten drie puntvormige of elliptische littekens. Het middelste (V) is van de vaatbundel die naar het blad ging. De twee buitenste (P) zijn van de zg. parychnos, dat is een buizenstelsel dat door de hele boom heen ging en dat waarschijnlijk een functie had bij het contact met de buitenlucht.
Aan de bovenrand van het bladkussen zit een litteken  (L) van een zg. ligula, een zeer klein extra blaadje, dat bij alle wolfsklauwachtigen wordt aangetroffen.

Alleen bladlittekens aan de buitenkant van de stam zijn determineerbaar. Bladlittekens, die naar de binnenkant toe zijn gevormd, zien er voor alle soorten ongeveer hetzelfde uit.

Buitenkant en binnenkant van hetzelfde bastdeel. Het linkerstuk is determineerbaar, het rechter niet.

Kenmerkend voor Sigillaria is dat de bladlittekens in verticale rijen zitten (hoewel ze ook spiraalsgewijs gerangschikt zijn). Meestal zitten de bladlittekens op ribben die gescheiden zijn door rechte of gegolfde richels.
Het subgenus Eusigillaria, waaronder de meeste soorten vallen, wordt verdeeld in twee groepen:
- Rhytidolepis, waarbij de rijen bladlittekens door rechtlijnige richels gescheiden worden.
- Favularia, waarbij de bladlittekens dicht tegen elkaar staan in een honingraatachtige structuur.


Groep Rhytidolepis


Groep Favularia

Verder is er nog het subgenus Subsigillaria, waartoe enkele soorten uit het Stefanien en het Perm toe horen. Deze hebben geen lengteribben.

Top