Evolutie 7 |
|
|
Naast natuurlijke selectie onderscheidde Darwin ook
sekuele selectie. Dat is de selectie die het gevolg is van
de 'smaak' van de vrouwtjes. Kemphennen (de vrouwtjes van de kemphanen) zijn
b.v. weg van de kraag van de kemphaan. Hoe mooier en groter die kraag, hoe
meer kans het mannetje heeft om te mogen paren met het vrouwtje. En in de
schijngevechten die de kemphanen houden, hebben ze alle gelegenheid om die
kraag te tonen. Waarschijnlijk speelt die kraag ook een rol bij het imponeren
van de tegenstander, zodat de haan met de grootste kraag ook nog eens meer
kans heeft om te overwinnen. In de loop van de tijd zullen de kragen en de schijngevechten steeds indrukwekkender geworden zijn. In het dierenrijk zijn veel voorbeelden te noemen die te maken hebben met seksuele selectie. Denk aan het enorme gewei van het (uitgestorven) reuzenhert, aan de pauwenstaart en aan de prachtige kleuren op het gezicht van de mandril (een aap).
Meer weten?
|
Een nog andere vorm van selectie wordt al duizenden jaren toegepast:
de kunstmatige selectie. Anders gezegd: het fokken van dierenrassen
en het veredelen van planten. De oerschapen hadden vier of zelfs zes of acht
horens, maar omdat dat nogal gevaarlijk was (blijven haken, verwondingen)
heeft men verder gefokt met exemplaren die minder horens hadden. Van tijd
tot tijd kwam het voor dat een schaap minder horens had dan normaal en dit
bleek een erfelijke eigenschap te zijn. Met zo'n dier fokte men dan verder.
Vandaar dat veel rassen tegenwoordig helemaal horenloos zijn. Het principe lijkt veel op natuurlijke selectie, maar het is nu de fokker die bepaalt in welke richting de evolutie gaat. Hetzelfde geldt bij het kweken van plantenrassen. Daarbij gaat het er vaak om dat de planten een grotere opbrengst krijgen of beter tegen ziekten en parasieten bestand raken.
Meer weten? |
Evolutie 7 |