Evolutie 4 |
|
|
Een andere aanwijzing voor het optreden van evolutie ligt in het feit
dat veel organismen eenzelfde structuur hebben. In bovenstaande tekening
gaat het om de structuur van de gewervelde dieren. De allerprimitiefste
(voorlopers van de) gewervelde dieren zijn de larve van de zakpijp en het
lancetvisje. Die zijn hier verenigd tot een hypothetische, dus niet echt
bestaande, oergewervelde. Kenmerken: een hol ruggemerg, een ruggegraat (of een buigzame staaf), een mond, een darmkanaal, een anus en kieuwspleten. Dit zijn allemaal kenmerken die bij nog levende gewervelden zijn terug te vinden, al is dat soms alleen nog maar terug te vinden in het embryo (het menselijk embryo heeft nog kieuwspleten). |
Meer in detail zie je die gemeenschappelijke structuur in
de bouw van de voorpoot van alle zoogdieren. In de tekening zijn de voorste
ledematen van een mens, een vleermuis, een hond en een walvis getekend, waarbij
steeds het spaakbeen is ingekleurd. Interessant is dat de gemeenschappelijke structuur in vroegere eeuwen is uitgelegd als bewijs voor het bestaan van een schepping, terwijl Darwin de zaak omkeerde door te stellen dat dit juist een bewijs is voor gemeenschappelijke afstamming. Als de ene soort uit de andere ontstaat, is het te verwachten dat de basisstructuur niet verandert. De verschillen die de poten vertonen, hebben te maken met aanpassingen aan de verschillende manieren waarop de poten gebruikt worden.
|
Evolutie 4 |