Stigmaria
en boomstompen van wolfsklauwbomen I II
|
![]() Afb. 2. Afgesleten stukje Stigmaria van de Piesberg. Breedte van de foto 15 cm. Westfalien D. |
Afb. 3. Stigmaria met duidelijke littekens en een aantal aangehechte appendices. Ibbenbüren, Westfalien C. Hoogte van de foto 8 cm. Foto H. Steur. |
Het is opmerkelijk dat de vele, vaak zeer verschillende, wolfsklauwbomen allemaal hetzelfde wortelsysteem hebben. Zo hebben Lepidodendron en Lepidophloios stammen en/of zijtakken die vele malen vorkvormig vertakt zijn, terwijl de stammen van Sigillaria slechts hooguit tweemaal vertakt waren. En Lepidodendron had een echte kroon, terwijl de bladeren van Sigillaria slechts een soort reusachtige scheerkwast vormden.
De appendices waren 5 – 10 mm dik en ze vertakten zich sporadisch. Of de onderaardse assen echte wortels waren die vergelijkbaar zijn met die van huidige bomen, is discutabel. De appendices zijn namelijk spiraalvormig aan de assen vastgehecht, net zoals blaadjes. Dit wijst er op dat die splitsende assen in feite een soort aangepaste zijtakken waren en de worteltjes aangepaste blaadjes. Ook het feit dat ze na verloop van tijd afgestoten werden, is een eigenschap die ze met blaadjes gemeen hebben.
Habitat
De wolfsklauwbomen waren
aangepast aan vochtige tot zeer natte bodems. Op plaatsen met een
kleiige
ondergrond kan het water niet wegsijpelen en zulke gebieden waren
ideaal voor
deze bomen. De bossen die zij vormden waren vaak heel eenvormig zonder
noemenswaardige ondergroei. Alleen op wat drogere plekken in de vaak
zeer
uitgestrekte moerasbossen groeiden cordaïten en kruidachtige planten,
zoals
sphenophyllen en misschien varens,
Vele
generaties van
wolfsklauwbomen vormden dikke veenlagen, die door de druk van
nieuwgevormde
lagen samengeperst werden. Voor de veenvorming was noodzakelijk dat de
bodemdaling gelijke tred hield met de vorming van nieuw veen. Als de
bodemdaling sneller ging, verdronk het het veen inclusief de levende
vegetatie
en werd het bedekt met een laag sediment van modder en/of zand. Verdere
inkoling van het veen tot bruinkool, steenkool en antraciet gebeurde
als gevolg
van temperatuursverhoging. Het antracietstadium werd pas bereikt als de
lagen
op grote diepte belandden of als er magma omhoog kwam waardoor de
temperatuur
zeer hoog werd. Dit laatste kan bij de kolenlagen van de Piesberg het
geval
geweest zijn.
De
stijfheid van de stammen
van de wolfsklauwbomen zat vooral in de buitenste laag, die uit
dikwandige
cellen bestond. Het houtaandeel in de stammen was maar gering, dit in
tegenstelling tot de stammen van de huidige loof- en naaldbomen. Men
neemt
daarom aan dat de wolfsklauwbomen een korte levensduur hadden (10 à 15
jaar) en
dat ze snel groeiden (en verteerden).
Stigmaria
wordt vooral gevonden in de wortellaag:
dat is de laag onder de kolenlaag, terwijl de
plantenlaag boven de
kolenlaag zit.
![]() Afb. 4 Groot blok uit de wortellaag met Stigmaria met aangehechte appendices. Piesberg, Westfalien D |
![]() Afb. 5. Stigmaria met aangehechte appendices uit een wortellaag van de Piesberg. Westfalien D. Hoogte van de foto 35 cm |
![]() Afb. 6. Stigmaria rugulosa van Duisburg-Hamborn (D), Westfalien A. Breedte van de foto 7 cm. Collectie en foto A. Reinink |
![]() Afb. 7 Schema van de bouw van Stigmaria. Naar Stewart 1947 |
De
afbeeldingen
4 en 5 zijn van grote stukken Stigmaria ficoides
uit de wortellaag waarbij de appendices die in het splijtvlak liggen te
zien
zijn.
Stigmaria ficoides komt over de hele wereld voor. Daarnaast
zijn nog enkele andere
soorten beschreven zoals Stigmaria
rugulosa die in de afbeelding 6 is afgebeeld. Hoogstwaarschijnlijk
zijn dit
echter conserveringsvormen van S.
ficoides.
Structuur
De inwendige structuur van
de worteldragers is af te lezen uit afbeelding 7. Er is een centrale
holte met
daaromheen secundair hout, dat gevormd is door
een eenzijdig
cambium. Dat is
een laag cellen die naar één kant, de binnenkant, hout vormt. En
daaromheen zit
een uit drie lagen bestaande schors. De anatomische bouw is in
afdrukfossielen
niet bewaard gebleven. In enkele verkiezelde Stigmaria’s
is de structuur wel gefossiliseerd.
![]() Afb. 8 Worteltje van
Sigillaria: de vaatbundel
is verbonden met de schors. Foto: H. Kerp. |
Dat is ook
het geval in coal balls. Dat zijn in het turfstadium
gevormde concreties van magnesium- of calciumcarbonaat waarin de
plantenresten
tot op celniveau zijn geconserveerd. Ze komen onder meer voor in
Zuid-Limburg,
België, Duitsland en Engeland (Lancashire/Yorkshire) en men
heeft er
met behulp van diverse technieken veel informatie uitgehaald. De
afbeeldingen 9 en 10 hieronder zijn van preparaten die de universiteit
van
Groningen in 1922 in Engeland
heeft aangekocht. Links is een foto van het secundaire hout van een
heel
dunne as van Stigmaria. Het hout is
verdeeld in sectoren door een aantal houtstralen, waarvan de cellen
hier verdwenen
zijn. Vergelijk ook afbeelding 7.
Afbeelding
9 is een
doorsnede van een zevental appendices. De smalle vaatbundeltjes daarvan
zitten
in de centrale holte.
Hoewel
alle
wolfsklauwbomen eenzelfde wortelsysteem hebben, is er toch een klein
verschil
tussen bomen uit de Sigillaria-groep
en de niet-Sigillaria-groep. Bij Sigillaria
is het centrale vaatbundeltje
verbonden met de schors, terwijl dat bij Lepidodendron en
verwanten niet het geval is. Vergelijk de afbeeldingen 8 en
10. Dit
verschil is alleen te zien in materiaal in coal balls en verkiezelde
exemplaren.
![]() Afb.
9. Secundair
hout van een jonge Stigmaria
met enkele doorsneden van appendices eromheen liggend. Breedte
van de
foto 2,8 cm. Coal ball uit Yorkshire, Boven-Carboon.
|
![]() Afb. 10. Doorsneden van appendices van Stigmaria. In de centrale holte ligt het vaatbundeltje. Breedte van de foto 4,7 cm. Coal ball uit Yorkshire, Boven-Carboon |