Leden van de Navy Board
Hij krijgt als buurmannen:
Sir William Batten (surveyor of the Navy, inspecteur van
de vloot). Pepys had een slechte relatie met hem tijdens het hele
dagboek, hoewel Batten nog wel eens zijn best deed, maar Pepys vond hem
corrupt (was hij zelf ook wel een beetje) en incapabel.
Sir William Penn, schout-bij-nacht en viceadmiraal onder
Cromwell en Charles II, Navy Commissioner (= administrateur). Hij was
de meest ervaren zeerot onder Pepys' collega's, had Jamaica veroverd,
maar Pepys had geen goed woord over voor hem. Waarschijnlijk was hij
jaloers op zijn staat van dienst, zijn kennis en zijn goede relatie met
de Duke of York. Zijn oudste zoon ,William, is de bekende leider van de
quakers.
Sir John Mennes, controller of the Navy (een soort
accountant), maar hij was (ook volgens Batten en Penn) onbekwaam.
Zo had Pepys dus 3 buurlieden, waar hij een hekel aan had. Toch werkte
hij zo goed en zo kwaad als het ging met hen samen maar hij probeerde
ze steeds af te troeven. Pepys was een enorme streber. Hij probeerde de
Koning zo veel mogelijk van dienst te zijn door b.v. lagere prijzen te
bedingen, maar hij probeerde intussen toch ook wel wat extra's er aan
over te houden. Hij steed een voortdurende strijd tussen integriteit en
corruptie. Vergeleken bij anderen zat hij zeker aan de goede kant.
Sir William Coventry was Commissionar of
the Navy en persoonlijk assistent van de Duke of York. Hij was
bijzonder bekwaam en Pepys had buitengewoon veel bewondering voor hem.
Hij werkte steeds nauw met hem samen en Pepys beschouwde hem als een
van de weinige betrouwbare mensen in de Navy.
Sir George Carteret werd Treasurer (penningmeester) of the
Navy en had daarmee een belangrijke functie in de Navy Board
(Vloot-raad). Hij had grote invloed totdat hij na het fiasco van de
Tweede Engelse Oorlog onder vuur kwam te liggen. Pepys had een minder
warme relatie met hem maar werkte wel goed met hem samen.
|