Zomermorgen
De zon is uit haar roze veeren bedde opgestaan,
Hoe ijl schimt nog op azuren veld de uitgebloeide maan ...
Met versche kleuren rijst het landschap uit het zwart,
Zoo morgen vroom - en alle tinten zijn zoo klaar en hard.
De bitt're morgenkou grijpt hardend in elk teer gevoel,
Niet doodend - als waarheid zuiv'rend - maar koel
Geruchten, die verdwaalden in den nacht.
Zij rijzen bitsend op - ze hebben weer de versche kracht.
Loom stroomt de vaart, als 't bloed in een verstramde ader
De trage kleurenschuit, met licht geblazen zeil,
Drijft kleurenlekkend in het morgenwater nader;
Een rood gebaaide schipper wascht zich in een blauwe teil.
De kleurenwasch hangt bollend reeds te droge'aan bleeke lijn,
Dat stille glijdende schip in slingerende kleurende waterlijnen langs de
Schie
|