Terug

Varens van Bayreuth

Op de meeste plaatsen domineren de varens het fossielenbestand. Dat zal ook in de levende vegetatie zo geweest zijn omdat varens door hun dunne cuticula in het algemeen niet zo gemakkelijk fossiliseren.
Marattiopsis intermedia Marattiopsis
behoort tot de zeer oude orde van de Marattiales, waartoe ook de varenboom Psaronius, met zijn Pecopteris-bladen, uit het Laat-Carboon en het Perm behoorde. De nog levende soorten van deze groep zijn allemaal tropisch en ze zijn beperkt tot zuidoost-Azië.
Van Marattiopsis intermedia worden meestal losse blaadjes gevonden. Deze hebben deel uitgemaakt van grote meervoudig geveerde bladeren. De blaadjes zijn langwerpig met parallelle randen en hebben zijnerven die loodrecht op de hoofdnerf staan. Op de fertiele blaadjes zitten langwerpige sporendoosjes aan de uiteinden van de zijnerven.
 ToditesTodites princeps
hoort tot een andere oude orde, namelijk die van de Osmundales (koningsvarenachtigen). In het totaal leven er nog ongeveer 16 soorten in deze groep, terwijl er 150 fossiele soorten bekend zijn. Van Todites princeps zijn in de Plantenzandsteen zowel bladeren als stammen en rhizomen gevonden. De pinnulen (kleinste blaadjes) zitten over de hele breedte aan de as vast en zijn vaak aan de basis verbonden. De pinna’s als geheel hebben evenwijdige zijkanten maar versmallen aan de top. Stammen kunnen heel dik zijn. In de afbeelding (klik er op) is een jong stammetje te zien. Het is gekenmerkt door een schubachtige structuur.
De overige varens behoren tot de zg. leptosporangiate groep. Dat is een ‘modernere’ groep met kleine sporangia, die relatief weinig sporen bevatten.
Phialopteris tenera
(niet afgebeeld) is een heel fijn varentje dat maar zelden gevonden wordt. Pas kort geleden zijn de fertiele delen met sporen in de sporangia ontdekt.
Selenocarpus muensteri
(niet afgebeeld) is ook een heel zeldzame plant. Hij heeft een rhizoom waaruit met tussenruimten van ongeveer 2 cm stengels omhooggroeien. Deze zijn bovenaan in tweeën gesplitst en elke vertakking draagt een aantal uit één punt komende veren.
Phlebopteris angustiloba Phlebopteris angustiloba
behoort tot de familie van de Matoniaceae waarvan nog slechts twee soorten op aarde voorkomen (in Maleisië).
Phlebopteris angustiloba is goed herkenbaar aan de lange, smalle, tegen elkaar aan liggende pinna’s met een bijna vierkante, enigszins bolle onderverdeling. Vaak lijkt het blad uit één stuk te bestaan. Onder iedere bolling zit één sorus (groepje sporangia).
Phlebopteris muensteriPhlebopteris muensteri
heeft pinna’s, die vergelijkbaar zijn met die van de vorige soort maar ze staan veel losser van elkaar, waardoor het blad een heel ander aanzicht krijgt. De pinna’s zijn ongedeeld en aan de basis met elkaar verbonden. Zie de inzet in de foto (klik er op). De bladeren als geheel zijn handvormig gedeeld.
ThaumatopterisThaumatopteris brauniana
hoort tot de Dipteridaceae. Van deze familie bestaan nog twee genera met in het totaal 12 (tropische) soorten. De bladeren hebben een netvormige nervatuur, iets wat verder bij varens niet vaak wordt aangetroffen, maar wat een kenmerk is van deze familie. De pinnulen van T. brauniana zijn zeer langgerekt met aan de top van het blaadje insnijdingen en lobben, zodat het lijkt alsof er weer zijblaadjes zitten. De pinnulen staan ongeveer loodrecht op de as en ze staan los van elkaar. Vaak ontbreken de gelobde uiteinden van de pinnulen.
DictyophyllumDictyophyllum nilssonii
is van dezelfde familie als de voorgaande soort en heeft een opvallende netvormige nervatuur. Deze doet zelfs denken aan de nerven van een moderne, bedektzadige plant. De bladeren als geheel waren heel groot en bijna altijd worden delen gevonden. Deze zijn aan de veelhoekige mazen, gevormd door de nerven, gemakkelijk te herkennen. De steel van een blad splitst zich aan de top vorkvormig waarbij iedere zijtak een aantal pinna’s vormt. Die pinna’s zijn diep ingesneden en zeer variabel van vorm.
SpriropterisSpiropteris
Zo worden de spiraalvormig opgerolde, jonge varenblaadjes wel genoemd.

Top