Eenzaamheid
Ik heb de eenzaamheid gedragen,
Tot ik haar blanke mantel niet meer missen kon;
Dat kleed, dat schut voor helle zon
En voor de donk're regenvlagen.
O Stilte, die ik lijdend won
En mij werd aangemeten trots mijn klagen -
O mond van duizend bange vragen,
Of een'ge klacht mijn weg verand'ren kon?!
Ik heb de eenzaamheid gedragen,
O angstig schimmig kleed!
En liefde werden alle aardsche vlagen
Toen 't schreien om mijn stilte sleet ...
Want zóó beminnen als een god alleen
Kan d'eenzame, verlost van aardsche vreuge en geween.
|